Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En David werd zeer bang, want het volk sprak van hem te stenigen; want [6]de zielen van het ganse volk waren verbitterd, een iegelijk [7]over zijn zonen en over zijn dochteren; doch [8]David sterkte zich in den HEERE, zijn God. 6. Hebreeuws, de ziel des gansen volks was bitter; dat is, zij waren van harte bedroefd, daartoe met bitterheid en gramschap ingenomen tegen David, hem de schuld gevende dat zij van hun vrouwen en kinderen beroofd waren door de Amalekieten; daartoe zijnde bewogen geworden, omdat David hen eerst vijandelijk aangetast en geslagen had, hfdst.27 vs.8. 7. Of, vanwege. 8. Vertrouwende op de beloften en toezeggingen, die God hem gedaan had, dat hij koning worden zou. Zie de aantekeningen boven, hfdst.23 vs.16.